Navigatie overslaan

Deze website maakt gebruik van cookies voor een optimale gebruikersbeleving.

Lees onze cookieverklaring

Koning van Karton

Binnenkort bezoek je met je klas de voorstelling Koning van Karton (4+). Wij hebben een educatief programma ontwikkeld. Dit programma bestaat uit opdrachten die je als docent zelf met je klas kunt uitvoeren, maar er zijn ook mogelijkheden om bijvoorbeeld een extra workshop via ons te boeken gegeven door een theaterdocent. Op deze pagina vind je meer informatie over de mogelijkheden rondom deze specifieke voorstelling.

Voorbereiding

Uit onze ervaring is gebleken dat kinderen gerichter naar een voorstelling gaan kijken als zij zich op de één of andere manier hierop voorbereiden. Een eerste stap om de voorstelling te introduceren is een gesprek. Voor sommige leerlingen is het theater een nieuw begrip. Het is daarom fijn om eerst met de kinderen een gesprek te hebben over wat theater is en wat er van je verwacht wordt als je naar een theatervoorstelling gaat. Daarna kun je het hebben over de voorstelling zelf en de thema’s daarvan. Hieronder vind je enkele opdrachten die je zelf kunt doen met je klas.

WAT HEB JE NODIG?

  • Een doos
  • Rijst, macaroni of kralen (of ander materiaal wat geluid maakt)

VOORBEREIDING
Stop het luidruchtige materiaal in de doos en zorg dat de doos goed dicht zit. Pak deze doos in, alsof het een cadeau is. Let op dat de kinderen bij het uitpakken alleen het pakpapier er af halen en de doos niet openen. Het geluid uit de doos is namelijk het cadeau.

IN DE KLAS
Laat het cadeau aan de klas zien. Vertel ze dat je dit cadeau vanochtend in de klas hebt gevonden. Maak het samen met de klas open.

Het cadeau maakt veel geluid, laat alle kinderen hun ogen sluiten en luister eens goed naar het geluid.

  • Beweeg de doos heel langzaam van de ene kant naar de andere kant.
  • Beweeg de doos sneller heen en weer.
  • Schud de doos ritmisch heen en weer.

Vraag na elk geluid wat de leerlingen hebben gehoord.

  1. Wat hoor je?
  2. Waar zou je dit geluid kunnen horen?
  3. Wat zou er op die plek kunnen gebeuren?
  4. Hoe zou jij bewegen op dit geluid? En laat het eens zien.

Een leuke extra optie is om de doos aan een kind te geven en te vragen om een geluid te maken die jullie niet hebben gehoord.

VOORBEREIDING
Laat alle leerlingen een kartonnen doos meenemen naar school. Groot of klein maakt niets uit!

IN DE KLAS
Laat alle kinderen hun meegebrachte doos op schoot nemen. Vertel dat jullie vandaag met elkaar gaan bouwen.

Deze opdracht begint in duo’s maar kan je steeds in grotere groepen door kinderen laten doen. Laat kinderen steeds vertellen wat voor bouwwerk hebben gemaakt en wie erin zouden kunnen wonen of leven.

  1. Laat kinderen met z’n tweeën een bouwwerk maken met hun dozen.
  2. Voeg twee duo’s samen en laat hen een nieuw bouwwerk maken.
  3. Voeg twee viertallen samen en laat kinderen met z’n achten een bouwwerk maken.
  4. Maak een bouwwerk met de hele klas. Elke leerlingen mag 1 voor 1 een doos plaatsen in het geheel.

Bedenk dan met de hele klas een naam voor het bouwwerk en bedenk wat voor soort gebouw het is. En wat doen de mensen daar?

En dan nu het leukste: Duw het hele bouwwerk met de klas om en begin lekker opnieuw.

WAT HEB JE NODIG?

  • Het boek ‘Het kartonnen kasteel’ van Linda Sarah en Benji Davis
  • Een grote kartonnen doos

IN DE KLAS
Ter voorbereiding van de voorstelling is het fijn om het boek ‘Het kartonnen kasteel’ voor te lezen en samen de prenten te bekijken in het boek. Op deze manier raken de kinderen vertrouwd met de thematiek uit de voorstelling en kunnen ze zich beter identificeren met het verhaal en de personages.

FANTASEREN MET KARTON
In het boek maken de vrienden verschillende voorwerpen met de kartonnen doos. Je zou bijvoorbeeld een raket of boot kunnen maken van de kartonnen doos. Wat zou een kartonnen doos nog meer kunnen worden?

Laat de kinderen verschillende opties noemen en misschien wil ook wel een van de kinderen naar voren komen om te doen alsof de kartonnen doos bijvoorbeeld een boot is en door het lokaal heen vaart.

Na afloop

Wanneer jij en je leerlingen terug zijn in de klas, is het waardevol om de kinderen onderling indrukken te laten uitwisselen en de thema’s die in de voorstelling worden aangesneden te vertalen naar hun eigen ervaring. Hieronder vind je enkele opdrachten die je zelf met de klas kunt doen.

Na de voorstelling ga je met de kinderen in een kring zitten en kletsen over de voorstelling. Op deze manier kan je met de kinderen dieper in gaan op het onderwerp van de voorstelling en het hebben met ze over het begrip vriendschap. Er is geen goed of fout antwoord op de onderstaande vragen. Het is de bedoeling dat kinderen vrij hun associaties en gedachten kunnen vertellen.

Vragen die je zou kunnen stellen:

  • Wat heb je onthouden? Wat vond je het leukste uit de voorstelling?
  • Wie waren er vrienden in de voorstelling?
  • Hoe maakten ze in de voorstelling nieuwe vrienden?
  • Maken ze allemaal op dezelfde manier vrienden? Kun je vertellen hoe ze dat deden? (kijken of de leerlingen het verschil tussen taal, beweging en muziek kunnen benoemen)
  • Wie praatte er veel? Wie praatte er niet? Hoe konden zij vertellen wat ze vonden?
  • Hoe maak jij vrienden?
  • Maak je weleens ruzie met je vrienden?
  • Hoe kan iemand jouw vriend worden?
  • Is het ook leuk om alleen te zijn?
  • Is het leuker om te spelen met zijn tweeën of met zijn drieën?
  • Vind je het leuk om bij een groep te horen?
  • Wat is leuk om bij een groep te horen en wat is niet leuk?
  • Hoe voel je je als je niet bij een groep mag horen?
  • Soms kropen de spelers door een doos, waar kwamen ze dan terecht?
  • Waar zijn ze nog meer geweest?
  • Als jij nou door die doos mocht kruipen waar zou je dan naartoe willen gaan?

Na het gesprek is het fijn een korte samenvatting te geven over wat jullie ontdekt hebben. De leerkracht start en daarna kunnen de kinderen aanvullen.

VOORBEREIDING
Pak een kleine doos en maak deze aan twee kanten open, zodat er een soort verrekijker ontstaat.

IN DE KLAS
In de voorstelling werd er af en toe door een doos heen gekeken en kwamen de mensen uit het verhaal in een andere wereld terecht. Wie zou er wel eens door de doos heen willen kijken en vertellen wat je dan ziet?

Laat een aantal leerlingen door de doos kijken en stel ze vragen over wat ze zien.

Voorbeeldvragen: Wat zie je? Wie zijn er nog meer? Wat gebeurt er? Hoor je ook geluiden? Welke geluiden zijn dat?

OP PAD
Leg de kinderen uit dat jullie nu zelf ook op pad gaan. Jij als leerkracht bent de verteller. Vertel de kinderen dat jij hen door een fantasiewereld gaat leiden. Alle werkwoorden die in het verhaal voorkomen kunnen doen zoals, rennen, springen, liggen, kauwen en ruiken.

Het is leuk als je onder deze opdracht muziek uit de voorstelling aan zet.

Een voorbeeld (voor de leerkracht),
Jullie lopen in een prachtig bos, we kijken naar links, we kijken naar rechts, er is niemand. We lopen door. We gaan een beetje rennen want het wordt donker. De struiken worden steeds dichter, we moeten de takken een beetje wegduwen. Ineens staan we stil bij een rivier. Luister naar de wind. Kijk, er ligt een bootje. We stappen in het bootje, het wiebelt heen en weer. We roeien en roeien want we willen naar huis. Kijk daar is de overkant. We zwaaien. We roepen: hé hier ben ik! Hier ben ik! We springen aan wal en lopen op onze tenen naar school. Daar staat de juf en we zeggen zachtjes: “sorry juf, ik was even op avontuur.”

Als het niet lukt om alle kinderen aan de beurt te laten komen, kan de verrekijker op een tafel blijven liggen. Dan kunt u de verrekijker op een later moment weer gebruiken om een nieuw verhaal van een leerling tot leven te laten komen.

VOORBEREIDING

  • In een grote doos stopt u allerlei voorwerpen. Bijvoorbeeld een elastiek, een lapje stof, een papiertje, hamer of zaag, stuiterbal, bubbeltjes plastic etc.
  • Zet de muziek uit de voorstelling klaar op het digiboard.

IN DE KLAS

Stap 1
Iedereen staat in een kring. U zet de beweging in en de kinderen doen u direct na. Ideeën voor bewegingen zijn: als een vogel, in een roeiboot, roeiboot in zwaar weer, als een vliegtuig, stampend door de plassen, als een robot, als een aap die slingert van boom tot boom of als een stuiterbal.

Stap 2
Een kind pakt een voorwerp uit de doos. Hoe ziet het voorwerp eruit? Daag ze uit de vorm na te doen. Hoe beweegt het voorwerp zelf? Laat de andere kinderen de beweging nadoen. Daag de kinderen steeds uit om andere bewegingen te verzinnen.

Stap 3
Als u ziet dat er mooie bewegingen worden verzonnen kunt u met de kinderen een paar bewegingen kiezen en aan iedereen leren. U plakt de verschillende bewegingen achter elkaar en zo ontstaat er een kleine choreografie.

VOORBEREIDING
Vraag aan de kinderen om een doos van thuis mee te nemen of verzamel zelf dozen.

IN DE KLAS
In de voorstelling werd er een kroon gescheurd van een kartonnen doos. Met een toevoeging aan je kleding kun je je ineens iemand anders voelen. Wat kun je allemaal maken en toevoegen aan jezelf met een kartonnen doos?

Voorbeelden:

  • Een kroon op je hoofd zoals koningen of koninginnen dat hebben.
  • Een doos om je middel zodat je op een robot lijkt.
  • Karton om je onderbeen zodat je kunt gaan paardrijden.
  • Nieuwe vingers van karton alsof je een heks bent.

De mooie creaties die jullie hebben gemaakt kunnen jullie nu aan elkaar laten zien. Zet een muziekje op en als de muziek aanstaat mogen de kinderen om de beurt over de catwalk lopen en zichzelf aan de rest van de klas laten zien. Als echte modellen.

VARIATE
Mocht het scheuren en of knippen nog een te grote opdracht zijn, dan kunt u, de leerkracht, de kinderen vragen om op een kartonnen vlak te tekenen en te plakken wat ze van de voorstelling hebben onthouden.